‘Wormen zijn de darmen van de aarde‘
Deze gedenkwaardige en wijze woorden sprak de Griekse filosoof en wetenschapper Aristotelis in 350 voor Christus. En hij had natuurlijk helemaal gelijk. Wormen zijn een onmisbare schakel in de bodemecologie en daarmee de bodemgesteldheid. De bodem is voor mensen, dieren en planten van onschatbare en essentiële waarde, daar moeten we zuinig op zijn. Wormen zijn daarnaast fascinerende dieren, met verrassende levenswijzen en bijzondere aanpassingen.
Door: David Sluis
Je hebt wormen en je hebt regenwormen
We hebben het vandaag over wat populair de regenworm/mestpier heet. Het mooie is dat wormen één van de meest toegankelijke dieren zijn die er zijn, en toch weten we er over het algemeen weinig van. Ze zijn niet ‘eng’ want ze hebben geen tanden of angel; ze kunnen helemaal niks doen. Het is ook een overzichtelijke diergroep, want er zijn maar zo’n 20-tal soorten in Nederland en dat is in vergelijking met bijvoorbeeld kevers (4000) heel goed te behappen. Laten we bij het begin beginnen. Wat is een regenworm eigenlijk?
Regenwormen behoren tot de ongewervelde dieren, dat mag bekend zijn. Toch hebben ze een soort van skelet, waarover straks meer. Regenwormen behoren biologisch gezien tot de z.g. ringwormen. Dat ze behoren tot de ringwormen is meteen zichtbaar aan de regenworm. Hij bestaat uit allemaal aan elkaar zittende ringen (als een stapel autobanden op elkaar). Naaste verwanten van de regenwormen zijn bloedzuigers en bijv. zeepieren. Allen hebben ze ringen.
Naast de ringwormen heb je nog een 10-tal andere wormengroepen, ik noem er slechts een paar. Je hebt bijv. rondwormen, ook wel aaltjes genaamd. Dit zijn minuscule wormpjes. Deze zijn eveneens zeer nuttig, alhoewel sommige ook gevreesd zijn in de landbouw (schade aan gewassen). Daarnaast heb je ook platwormen, zoals de bekende lintworm. De hazelworm, die ook in Nederland voorkomt is geen worm, maar een pootloze hagedis (dus niet eens een slang).
Pendelaars, grond-eters en strooiselkruipers
Je hebt binnen de regenwormen, grofweg 3 typen wormen, als je dit afmeet naar hun levenswijze. De meest bekende zijn denk ik de pendelaars en dit zijn tevens de grootse (qua formaat) in ons land. Ze kunnen wel 30cm lang worden. Dit is echter nog niets vergeleken met een worm die in Australië leeft en wel 3m lang kan worden, brrrr.
De pendelaars maken diepe (tot 3 m) verticale gangen in de bodem. De pendelaars trekken bladeren en ander eetbaar materiaal in hun gangen, waar ze deels vóór verteerd worden door bacteriën. De wormengang dient als het ware als een uitwendige (vóór -verteer) maag. De pendelaars komen veelal s ’nachts als het vochtig is naar het oppervlak om eten te zoeken en te paren. In de Engelse taal heet hij daarom ook nightcrawler (nacht kruiper vrij vertaald). Bij regenachtig weer (regenworm!) komen ze ook naar het oppervlak. Mensen en dieren, zoals trappelde zilvermeeuwen maken dankbaar gebruik van deze behoefte en foppen de regenwormen door trillingen te veroorzaken. De één voor het vissen, de ander voor voedsel.
Er zijn ook wormen die vooral horizontale gangen maken in de bodem. We noemen deze ook wel grondeters, omdat ze grote hoeveelheden hiervan eten. Ze komen niet graag naar het oppervlak. De derde groep zijn wormen die meer in de strooisel laag leven, dus op de bodem en niet graven.
Een bijzondere worm is de mestpier, ook wel de tijgerworm genaamd, vanwege zijn gestreepte patroon. Deze leeft in lekker warme mestvaalten en broeierige composthopen, yummie! Aan het eind van dit verhaal kun je zien hoe je zelf een wormentoren (geen Wormertoren..), kunt maken om zo je GFT afval te composteren.
Een stukje wormenlogie
Een regenworm heeft een kop met een bek, maar geen tanden en een ‘staart’ waaruit de poep komt. Ook hebben volwassen wormen een soort van dikke ring op 1/3 van hun lichaam, het zogenaamde zadel. Dit zadel speelt een belangrijke rol bij de voortplanting van wormen.
Regenwormen maken gangen, ze persen zich (ze wurmen..) zich op ingenieuze wijze in de aarde en bovendien eten ze daarvan. Dit klinkt gek, maar zelfs in aarde/prut zit voedingswaarde. Er zitten n.l. allerhande dode en levende organische materialen in, die de worm kan benutten. In een speciaal soort maag vermaalt de worm de maaltijd en alles wat niet verteerd kan worden poept de worm uit. In een perk of grasveld kun je de hoopjes gemakkelijk ontdekken. Maar sommige wormen eten ook verdorde bladeren en strooisel zoals eerder gezegd. Het zijn daarmee echte opruimers en daarom alleen al reuze nuttig. Bovendien is hun poep zeer rijk aan mineralen. Het is hoogwaardige mest (pokon) van moeder natuur voor de planten, daar hoeven wij mensen niets meer aan toe te voegen. Wormen zijn de ultieme compost ‘fabrieken’!
Wormen zijn zeer gevoelige dieren. Ze reageren sterk op trillingen en licht. Ze hebben geen ogen, maar wel heel veel lichtgevoelige receptoren (cellen). Ze hebben ook enorme snelle reflexen. In de nacht liggen de pendelaars aan het oppervlak om te paren en te eten. Hun achterlijf zit dan nog deels in de gang. Bij verstoring kunnen ze zich in een oogwenk terugtrekken. Echt knipperen met je oog en foetsie! Ze hebben relatief grote zenuwen en daardoor kunnen ze zo snel ontsnappen. Maar hoe doen ze dit dan? Ze hebben toch geen armen of benen?
Nee dat klopt! Maar regenwormen hebben nog iets wat ik niet verteld had. Regenwormen zijn net Barba-pappas, weet je nog? Ze kunnen lang en dun worden en daarna weer dik (natuurlijk; we hebben ook nog Barbamamma, Barbabenno, Barbabella, Barbabientje, Barbaborre, Barbabob, Barbabee en Barbalala..). De worm bezit in elke ring een (k)ring spier die kan hij samenknijpen. In elke ring, en dit kunnen er wel 200 zijn bij sommige soorten, zit tevens een waterige oplossing onder druk. Dit vormt het zogenaamde hydro/waterskelet, vergelijk het met een waterballon. Wat gebeurt er als je daar in knijpt? Juist, de worm (ballon) wordt langer en dunner. Als je dit nu met de vele ringen aan de kopkant doet, dan kun je ver reiken, maar ja, wat dan? Tja wat dan? Je kunt wel lange Jan spelen, maar hoe kom je vooruit? Daar heeft de worm een ingenieuze oplossing voor bedacht. Tussen elke ring zitten minuscule haartjes, die kunnen worden gebruikt als een soort van anker. Als hij zich heeft geankerd dan trekken de lengtespieren van de worm aan, en wordt hij kort en dik en trekt zijn achterlijf bij.
Op ruwe oppervlakken (bodem) kan de worm dan vooruitkomen. Op gladde, zoals een glasplaat, stukken minder. Je kunt die haartjes, ook wel borstels genaamd, gemakkelijk waarnemen. Als je een regenworm ‘tegen de haren instrijkt’ voel je dit goed. Ook kun je een regenworm laten kruipen op papier en dan hoor je het knisperen van de borstels, een leuk experiment voor thuis! (maar niet te lang want wormen drogen snel uit en gaan dan dood)
Regenwormen-sex
Wormen zijn bijzondere dieren, ze zijn namelijk allebei mannetje en vrouwtje in één dier. Chique gezegd heet een dier wat zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtorganen bezit en zich daarmee kan voortplanten een hermafrodiet. In het dierenrijk is dit niet uniek, maar zeker niet algemeen.
De paring gebeurt in geval van de Grote Blauwkopworm, onze grootste soort, in de nacht aan het oppervlak. In een soort van standje 69 liggen de wormen naast elkaar, gehuld in veel slijm. Een ieder brengt zijn eigen sperma over in de ander. Dit wordt tijdelijk opgeslagen en er vindt geen bevruchting plaats. Na de paring gaan ze beiden hun eigen weg. Wat daarna gebeurt is een ongehoord interessant.
Als de condities gunstig zijn gaat het zadel van de worm een soort van ringvormige slijmcocon produceren, met daarin ook eiwitten (voeding!). Vervolgens trekt de worm, langzaam de losgemaakte ring over zijn hoofd uit (als een aanvoerdersband die je van je arm schuift). An passant, worden eerst onbevruchte eitjes aan de cocon toegevoegd die de worm had opgeslagen, en de cocon schuift verder naar voren. Vervolgens wordt het opgeslagen sperma van de partnerworm ook toegevoegd en worden de eitjes bevrucht. Tenslotte sluit de cocon zich aan beide kanten (bij afwerpen) en kunnen de baby wormpjes zich gaan ontwikkelen in de cocon, die vaak ondergronds wordt neergelegd. De cocon is zo groot als een kleine erwt.
Ook hebben vele wormen een eigenschap die ook weinig andere diersoorten bezitten. Ze zijn n.l. in staat om verloren delen van hun lichaam weer terug te groeien. B.v. als een deel is opgegeten of beschadigd We noemen dit regeneratie. De menselijke huid regenereert ook bij een wondje (het geneest), maar een compleet been groeit niet meer terug, jammer!
Ecologische betekenis wormen
Zoals in de inleiding geschetst hebben wormen een enorme ecologische betekenis. Ze kunnen in gigantische hoeveelheden (aantallen en kilo’s) voorkomen. Studies hebben laten zien dat in goede omstandigheden er tussen de 1 en 12 miljoen wurmen per hectare kunnen leven. Kilometers en kilometers gangen worden daarbij gegraven. Dit verlucht de bodem en is in zekere zin natuurlijke klimaatadaptatie, want overtollig water zijgt weg in de wormengangen. Hierdoor kan het waterbergend vermogen van de bodem worden verdubbeld! Door de betere beluchting van de bodem, groeien planten beter, en kunnen micro-organisme die in de bodem leven beter functioneren. Vele micro-organismen breken eveneens organisch materiaal af, wat tevens de planten ten goede komt. Wormen eten de bodem, dit maakt dat ze bijdragen aan de verspreiding van zaden die in de bodem zitten, een belangrijke ecologische functie.
“In optimale omstandigheden eten wormen 100 -200 ton bodem per jaar per hectare”
Anders gezegd, de worm eet elke dag zijn lichaamsgewicht aan bodem en/of strooisel! Ze ploegen de bodem voor ons om; gratis en voor niks. Zoals eerder vermeld is de poep van wormen zeer hoogwaardige mest, en zeggen de planten dankjewel. De cirkel is rond.
Bodem die te intensief wordt benut door mensen (verdichte grond, chemicaliën, kunstmest, bodembewerking, ontwatering o.a.) hebben veelal een armere wormenfauna. Vele diersoorten zijn sterk afhankelijk van wormen als stapelvoedsel. De mol, de das, egel, vele vogels zoals weidevogels en b.v. spitsmuizen eten heel graag wormen. Wie kent niet heel beeld van een merel die met een bek vol wormen bij het nest aankomt en de hongerige kuikens voert? Afname van wormen, zal gevolgen hebben op alle fronten. We zouden wormen veel meer tegemoet moeten komen, het zijn onze grootste vrienden!
Leer de grote blauwkopworm herkennen!
Eén van de meest voorkomende wormen is de grote blauwkopworm. Het is een soort die in elke tuin wel met tientallen kan voorkomen. Het is een pendelaar, dus hij graaft verticale gangen. Je kunt hem door trillingen in de bodem te veroorzaken (met een schep, stok, riek) gemakkelijk te zien te krijgen (zelfs springen op het gras lukt). Ook kun je in de zomer in de nacht met een zaklamp gaan zoeken. Ze liggen dan grotendeels op het gras. Wel een rood stukje cellofaan voor je lamp anders schrikken de wormen.
De grote blauwkopworm is onze grootste soort, tot wel 30 cm. Hij is voor het zadel donkerrood/blauw van kleur. Achter het zadel wordt de worm lichter van kleur. Het meest opvallende kenmerk is dat het zijn ‘staart’ kan afplatten, zoals op de foto goed is te zien. Dit kan hij niet voor niets. Door het verbreden van zijn staart zet hij zich vast in zijn gang (met zijn borstels). Je ziet wel eens vogels proberen zo een worm uit zijn gang te trekken, en dan lijkt het wel een postbode elastiek die niet los wil.
Maak zelf een wormenhotel/toren!
Heb je gft afval en wil je zelf daarmee compost maken voor de tuin, maak dan zelf je eerste wormenhotel. Bovendien maken de wormen ook nog een soort van vloeibare Pokon, voor de kamerplantjes. Het is heel eenvoudig. Beter dan het filmpje van het klokhuis kon ik niet vinden. Nou, veel succes en doe de groeten aan de wormen van mij
Groentjes!