Eergisteren plaatsten we een stukje over de politie Zaanstreek die opriep personen zelf aan te spreken als je vuurwerkoverlast ervaart.
De reacties waren niet van de lucht en er werd moord en brand geschreeuwd omdat een oudere heer en een operazangeres die dat hadden gedaan er niet zonder kleerscheuren vanaf waren gekomen.
Je zou als burger dus wel gek zijn om de confrontatie op te zoeken.
Boven het artikel prijkte een opgeblazen putdeksel uit 2015, maar dat kwam omdat dat het meest passende beeld was wat we hadden… Tot vanmiddag!
Toen ik nog snel even verse oliebollen ging halen op ons Hannie Schaftplein, werd ik voor de oude bakkerij van Honig gepasseerd door een roedel jeugdige onverlaten! Ze droegen capuchons, hadden geblakerde wangen en handen, en gooiden rotjes in het rond.
Hoewel ik doodsbang ben voor vuurwerk wist ik wat me te doen stond, alles voor De Orkaan: ‘Mannen!’ riep ik, ‘zijn dat rotjes?’
Het groepje dat uit zes jongens bestond hield halt. Waarschijnlijk verbaasd over zoveel domheid: ze gooiden immers met staafjes die ze aanstaken en die BAM zeiden. Natuurlijk waren het rotjes.
Ik maakte van de verwarring gebruik door te vragen of ik ze op de foto mocht zetten voor De Orkaan: ‘Voor het geval we weer iets over vuurwerkoverlastgevers moeten schrijven, dan heb ik tenminste een foto.’
Vier van hen wilden best in ‘de krant.’ Ook wel met hun gezicht, maar dat vond ik er niet spannend uitzien.
Tijdens het nemen van de foto stak de kleinste bandiet een rotje aan, dat kwam hem op een reprimande van een van de groteren te staan: ‘Doe nou niet man, je ziet toch dat die mevrouw doodsbang is!’