De natuur kent rare kostgangers en dit is wellicht een van de meest bizarre wonderen der natuur. Gevonden op een druilerige namiddag langs de Noorderweg (Wijde Wormer). De ‘climax’ zit in de staart van het verhaal, dus even doorbijten… 😉
Ik was er al jaren naar op zoek en ik wist dat ze daar leefden. Telkens als ik hardliep of fietste keek ik er naar uit. De queeste ging zo ver dat ik elke dode vis in de sloten nauwkeurig bekeek, tenminste als ik er bij kon, en indien de staat nog enigszins ‘te doen was’. Maar waar was ik naar op zoek? Wat moest er zo nodig vastgesteld worden? Waarheen, waarvoor..??
Zo een twee weken geleden reed ik met de auto over de Noorderweg. Het was me al opgevallen dat er in de gehele Wijde Wormer druk gebaggerd werd. De bagger wordt uit de bermsloot geschept en in een bak gekiept. Op die bewuste dag, het was weekend, waren er echter geen baggerwerkzaamheden gaande. Het weer was er één van ‘halen en brengen’. Eigenlijk was ik voornemens om vogels te fotograferen, wat ik later ook nog deed, maar een zilverkleurige vis slordig in de kant van de weg, trok gierend mijn aandacht. Ik parkeerde de auto met de alarmlichten aan. Ik liep naar de vis en scande snel wat kenmerken. Het was hem, na al die jaren gevonden, ik kan rusten! Wat ik gevonden had tart elke biologische wet, maar dat gezegd hebbende, de natuur kent rare kostgangers. Langs de weg lag een zogeheten Giebel. Whaaattt?? Weleens van een Giebel gehoord?
Laten we bij het begin beginnen. Wie als kind of volwassene wel eens een hengeltje heeft uitgegooid, heeft waarschijnlijk regelmatig ‘witvis’ gevangen. Witvis is een verzamelnaam voor een groep vissen (karperachtigen) die oppervlakkig nogal op elkaar lijken, je weet vast wat ik bedoel? Het valt ook helemaal niet mee om ze uit elkaar te houden, en soms is het ook helemaal niet interessant als je gewoon ontspannen aan het vissen bent. Het wordt al iets spannender onder de sportvissers die zich hebben gespecialiseerd in het Karper vissen. Dit vergt iets meer kennis en voorbereiding, en meestal kunnen Karpers wel onderscheiden worden van de overige witvissen, al was het alleen maar om het formaat van sommige Karpers. Maar binnen de Karpers moet je goed gaan kijken, zeker als je de Giebel wil herkennen.
De meeste Karpers die gevangen worden door hengelaars zijn uitgezet t.b.v. de sportvisserij en zijn exoten (en zo is de Giebel waarschijnlijk onbewust geïntroduceerd). Grof gesteld is de Kroeskarper (een karperachtige) de enige echte inheemse Karper qua naam, alhoewel wellicht de ‘Gewone/Boeren/Wilde’ Karper in kleine populaties bij ons voorkwam in vroeger tijden en zich vermengt heeft met uitgezette exoten (bron: Sportvisserij Nederland). De Giebel is ook een karperachtige, een exoot, en nauw verwant met de Kroeskarper, en als je niet beter weet dan scheld je hem waarschijnlijk uit als Karper (net als van die witvissen). Er zijn echter een paar subtiele verschillen die een geoefend oog en wat kennis behoeven, maar heel ingewikkeld is het nu ook weer niet.
Om nog even terug te gaan naar het verschil met die andere witvissen. Los van het hele voorkomen (habitus) van zo een vondst kijk ik direct naar de zogenaamde anaalvin. Deze vin bevind zich onder- en achteraan de vis, rond de ‘anus’. Bij vele witvissen (o.a. Brasem) is deze anaalvin relatief langgerekt en veelal ook gekleurd (roodachtig zoals bij de Ruisvoorn en in minder mate de Blankvoorn), maar niet altijd. Bij Karpers is de vorm van de anaalvin duidelijk anders, tenminste die je normaliter vangt. Het volgende waar ik naar keek, was of er bekdraden aanwezig waren. De bekdraden gebruikt de Karper om voedsel te vinden, het zijn een soort voelsprieten (de Zeelt heeft ze b.v. ook, maar de Giebel niet). Die waren er niet, maar die konden ook al opgevreten zijn door predatoren, het oog was ook al geconsumeerd. Bleef nog één keihard kenmerk over: het aantal schubben op de zijlijn.
Vissen bezitten een zijlijn. Dit is een zeer gevoelig orgaan waarmee vissen trillingen (bewegingen) kunnen waarnemen, maar soms dienen ze nog meer functies. Op de detailfoto is de zijlijn goed te zien. De zijlijn loopt tussen de kop en de staart; daar waar de meeste vis zit 😉 Door het tellen van het aantal schubben op de zijlijn kun je met zekerheid vaststellen waarmee je van doen hebt. Dit type informatie kun je ook gebruiken bij de andere ‘witvissen’. Omdat ik foto’s heb, kunnen we allemaal meetellen. Begin maar… Als het goed is kom je uit op 29 schubben. Het aantal schubben kan wat variëren maar ligt in de range van 27-32 stuks. Om het even in referentie te plaatsen een lijstje:
Karper : 33 -40 schubben zijlijn
Kroeskarper 33-36
Brasem 51 – 60
Een erg handig kenmerk dus om in je achterzak te hebben, of in je viskoffer.
Maar nu komt de apotheose van dit verhaal, kruip even dichter bij… De titel van dit stuk is met een knipoog, maar er is echt iets heel wonderlijks aan de hand. De populatie Giebels, waarvan overigens lang werd gedacht dat de Goudvis (ook een karperachtige) er van af stamde, bestaat uit louter vrouwelijke exemplaren, huh? Maar, maar, maar….ja, je leest het goed! Alleen vrouwtjes, mannetjes bestaan hier niet (ik hoor u denken..). Er zijn mannelijke dieren bekend, maar niet in ons land.
Dit impliceert tegelijkertijd het volgende; alle aanwezige Giebel individuen zijn exacte genetische kopieën van elkaar; m.a.w. het zijn klonen! In de wereld van de gewervelde dieren is dit heel, heel zeldzaam. Maar daarmee zijn we er nog niet. De Giebel kan zich alleen voortplanten in aanwezigheid van mannelijke andere karpersoorten en mogelijk ook met andere ‘witvissen’. Ik heb het ook allemaal niet bedacht, en ik kan vanuit (evolutie) biologisch standpunt ook de meerwaarde van dit systeem niet doorzien, maar goed, ‘het is zo als het is’, om maar een populaire uitspraak te bezigen.
Wat er wel gebeurt is het volgende: Vissen zetten hun voortplantingsproducten (zaad en eieren – synoniem – hom en kuit) vrij af in het water. Dit gebeurt veelal tegen planten, maar kunnen ook andere structuren zijn, of geheel vrij zwevend. De Giebel heeft de hom nodig van een andere vis (Karper) om de afgezette eieren te kunnen laten ontwikkelen. De eieren worden echter niet bevrucht (d.w.z. genetisch vermengd), er vind een z.g. schijnbevruchting plaats. Zonder hom dus geen voorplanting van de Giebel. Daar waar de Giebel leeft, zullen dus altijd andere karperachtigen aanwezig moeten zijn! En dit vormt ook direct een probleem. De Giebel plant zich lustig (ongeslachtelijk) voort en kan de inheemse Kroeskarper mogelijk op termijn verdringen. Ja, ja, die exoten toch, rare jongens..
Nou, ik weet niet wat je er van vond, maar het is toch ongelofelijk dat dit gewoon in je achtertuin gebeurt en op meer plekken in/rondom de Zaanstreek. Niks ‘Big Five’ in Kenia of de laatste IJsberen op de Noordpool spotten. Nee, de Giebel langs de Noorderweg zal je bedoelen!
Groentjes